Ieder kind verlangt naar liefde. Op zich is het vreemd te veronderstellen dat een kind geen liefde krijgt. Iedere ouder houdt toch van zijn kind? Op zijn eigen manier weliswaar. Gevormd door de ervaringen uit zijn jeugd. Maar een ouder houdt van zijn kind. Dat is een natuurwet. Zodra een ouder afgescheiden raakt van het gevoel van zijn kind te houden, gaat er in het systeem van de ouder iets mis. Er bestaan geen gelukkige ouders die niet van hun kind houden! Hoe kan het dan zijn dat een kind dit soms niet ervaart? Wat mist een kind dan precies? En hoe reëel is het dat het kind deze liefde ook niet gekregen heeft? Is het zijn interpretatie van de werkelijkheid of zijn zijn ouders inderdaad niet in staat geweest om van hun kind te houden? Dit zijn ingewikkelde vragen waar natuurlijk al een hoop onderzoek naar gedaan is. Eén theorie is die van de twaalf kernverlangens. Deze theorie gaat ervan uit dat liefde onder te verdelen is in twaalf kernverlangens. Zorg, gerust stelling, bewondering, vertrouwen, aanmoediging, respect, erkenning, goedkeuring, begrip, waardering, bevestiging en acceptatie. Deze twaalf kernverlangens zijn voor een kind van groot belang. Het kind ervaart namelijk geen liefde wanneer niet aan alle kernverlangens wordt voldaan.
Elke kernverlangen is van even groot belang en niet ondergeschikt aan de ander. Wel is het zo dat een kind in de verschillende leeftijdsfases meer behoefte heeft aan de ene of de andere basisbehoefte. Je kunt je voorstellen dat een puber minder behoefte heeft aan lichamelijke zorg dan een baby. De zorg voor zijn lichaam is op die leeftijd al in die mate ontwikkeld dat hij het zichzelf kan geven. Dit geldt voor alle kernverlangens. In eerste instantie worden ze aangereikt door de omgeving waardoor we het bij onszelf kunnen ontwikkelen en onszelf ermee kunnen voeden. In de ideale situatie groeien we op tot een volwassene met een sterk gevoel van eigenheid en eigenwaarde die de buitenwereld niet meer nodig heeft om in zijn behoefte te voorzien. In de reële wereld ligt dat iets anders. We komen als kind allemaal te kort in een of meerdere kernverlangens. Dit komt niet omdat onze ouders het niet wilden geven. Dit komt ten eerste omdat onze ouders deze kernverlangen hoogstwaarschijnlijk ook niet hebben kunnen ontwikkelen. En wat je niet kent, kun je niet doorgeven. En ten tweede omdat iedereen zo zijn eigen kader heeft rond de kernverlangens. Wat iemand verstaat onder respect geven kan voor jou wel iets heel anders betekenen. Doordat we allemaal door onze eigen bril de werkelijkheid ervaren, worden woorden als zorg, geruststelling enzovoort abstracte begrippen. Wanneer een kind een gemis heeft ervaren en de ouder vindt dat hij of zij hier wel in voldaan heeft, dan hebben beide partijen gelijk. Het kind heeft het als gemis ervaren en de ouder heeft het wel gegeven. Punt. Feit blijft dat het kind het zo ervaren heeft en dit gemis de rest van zijn leven meedraagt. In ons dagelijks leven uit dit gemis zich in kleine irritaties binnen onze relaties. Dat kan een partnerrelatie zijn, maar ook gewone vriendschappen. Op het moment dat we meer gaan verwachten van onze relatie, een diepere vriendschap, liefde, wordt het kind dat behoefte heeft aan erkenning, geruststelling et cetera geactiveerd. Hij of zij wordt wakker geschud. Jouw innerlijk kind staat op en denkt dat zijn verlangens eindelijk bevredigd gaat worden. Een volwassen relatie is echter niet bestand tegen dit ‘kinderlijke’ verlangen. Het kind in ons eist. Het kind heeft het recht om te eisen. Als kind mag je eisen. Als volwassene in een relatie mag je hoogstens vragen. Door je bewust te worden waar jouw innerlijk kind naar verlangt, kun je de verantwoordelijkheid gaan dragen om hier zelf voor zorg te dragen. Jij kunt jouw innerlijk kind de liefde geven die het verdient.
Zorg, geruststelling, vertrouwen, bewondering, aanmoediging, goedkeuring,
respect, begrip, erkenning, bevestiging, waardering en acceptatie.
Kijk eens in het bovenstaand rijtje kernverlangens welke behoefte jou het meest aan spreekt. Misschien dat je er drie kunt aanstrepen die belangrijk voor je zijn. Haal ze er maar tussenuit en zet ze onder elkaar op papier. Kijk eens goed naar deze drie behoeften en voel of bedenk dan hoe jij in je dagelijks leven dit tekort aan deze behoefte probeert in te vullen. Van wie vraag je om invulling? Wanneer vraag je erom? Hoe vraag je erom? Waar vraag je erom? Hoe vaak vraag je erom? Op welke manier vraag je erom? Je zult zien dat je het vaak op een onbewuste manier van een ander probeert te ontvangen. Je zult ook zien dat je het negen van de tien keer dan juist niet ontvangt. De ander kan nu eenmaal niet van jouw neus aflezen dat je iets van hem of haar wilt. Word je zelf er eens van bewust hoe je om vervulling vraagt. Sterker nog: maak het zelfde lijstje nog eens, maar dan precies zoals jij het jezelf toewenst. Dus: van wie zou jij graag deze behoefte willen ontvangen? Wanneer, waar, hoe vaak, op welke manier enzovoort. Wanneer je dit voor jezelf helder op papier hebt staan, geef jezelf dan ook de toestemming om het te ontvangen. Spreek de woorden maar hardop uit. ‘Ik geef mezelf toestemming om … te ontvangen. Ik ben het waard om … te ontvangen.’ Je zult zien dat je vanaf nu deze behoefte gaat herkennen en accepteren.